‘Omdat hij niet geloofd in de scheiding van affect en teken, van de emotie en haar theater, kon hij geen bewondering, verontwaardiging of liefde uiten, uit angst het verkeerd te betekenen. Daarom was hij deste kleurlozer naarmate hij meer geëmotioneerd was. Zijn ‘sereniteit’ was slechts de druk die een acteur voelt die niet het toneel op durft, omdat hij bang is te slecht te spelen.’
(citaat, Roland Barthes uit Barthes door Barthes)
MASTERCLASS
De voorstelling begon met een kijkje in de masterclass dirigeren van dirigent Musin
De video laat zien hoe de dirigent Musin als een strenge meester zijn pupillen de kneepjes van het dirigeren bijbrengt. Er is geen orkest aanwezig, de focus is volledig op het lichamelijk presteren van de leerling. Iedere kleine nuance die met behulp van het hele lichaam per ongeluk of bewust aan de beweging van het dirigeerstokje wordt meegegeven heeft onoverkomelijk een muzikale reactie van de muzikant tot gevolg. Musin probeert met harde hand zijn pupillen bewust te maken van de kunst van het zgn. 'lichamelijk muzikaal artikuleren'. Voor een leek, die niet bekent is met de functie en betekenis van de met zorg gekozen en geartikuleerde gebaren die de dirigent maakt en hoe deze direct in verbinding staan met de interpretatie en uitvoering en dus met de ontelbare verfijningen en nuaces die vanuit de partituur in de muziekuitvoering gelegd kunnen worden, denkt dat deze mannen op zeer kunstige wijze lucht staan te bewegen. Voor hen grenst deze video dus aan het absurde. De inhoud van het dirigeren (zoals de kern van ieder specialisme waar wij onbekend mee zijn) ontgaat ons dan de volledig. Wat over blijft is een absurde dialoog die gepaard gaat met gedragingen, die de wrange psychologie rondom de relatie meester en leerling illustreren...
DE VERSTEENDE MENS
Ik ben de versteende mens
En zij. Wij.
ik zie ons als voorbeeldig
Ik ben de versteende mens, ik heb geen haast.
Zij, ja, zij heeft een kleine carrière, Zij: in het licht,
zo trots, zo vlot en assertief, wat een weelde.
Ik ben het duister. (Zo heb ik haar lief.)
Ik ben de versteende mens en vraag
of zij nu wel zo kwetsbaar is, - gesteund door massa's, die een voorbeeld aan haar nemen. (misschien zelfs is zij niet kapot te krijgen) zwaar is zij.
Zij is de versteende mens.Mijn koele ogen tasten zacht
onder de barrière van haar kleren de pronte borstjes, het warm geslacht..... verraadt nu mijn gezichtsuitdrukking mij? Zij: zij in het licht,
zo trots, zo vlot zo assertief, zij hangt nog niet.
Ze is gevangen in de tijd.
Zij is de versteende mens
Ik ben het duister. (Zo heb ik haar lief.)
Om wat ons wel en niet gegeven is.
Ik zal haar laden met betekenis;
haar zoet geheim: maar laat ons dan,
-heel even- samen zijn.
Starik
DE VERSTEENDE VROUW
De voorstelling vervolgde met een filmpje waarin we de hoofdpersoon, een vrouw (Ellen Dikker), door de winkelstraten volgen in haar dagelijkse doen en laten, ingevuld met kenmerken van en naar de norm van deze tijd. De vrouw verschilt nauwelijks van de gemiddelde vrouw van deze tijd. Ze is in die zin succesvol te noemen ze lacht of zwaait regelmatig ter herkenning naar de camera, zij is zogezegd voorbeeldig en ze weet dat ze wat de norm betreft voorbeeldig is en heeft in dat opzicht niets te vrezen. We volgen haar in het filmpje tot in de tuin van het theater. Vervolgens maakt zij onverwachts haar entree in de theaterzaal. Als een icoon van deze tijd neemt zij plaats op een sokkel. Via het gedicht De versteende vrouw als voice-over ingesproken door de kunstenaar/ dichter F.Starik zoomen we verder in op deze vrouw.
Terwijl de vrouw in de theaterzaal op de sokkel staat, ondergaat zij een opmerkelijke meditatieve oefening (zie voiceover De hypnose) die haar aandacht naar binnen keert en haar innerlijk verdeeld aan de voet van de sokkel doet belanden.
Vanuit deze inkeer krabbelt ze op en begint ze met krijt impulsief de muren vol te schrijven.
Na het schrijven zit ze uit te puffen op de sokkel, als de twee acteurs met een tafeltje binnenkomen om de volgende scene Het smoelengevecht te spelen. De vrouw klimt snel met heel haar hebben en houwenen terug op de sokkel, het tafeltje wordt aan de sokkel geschoven waardoor de sokkel deel van de tafel is en de vrouw ineens op tafel zit.
Ze wordt niet door de heren opgemerkt.
DE HYPNOSE
(voice-over versteende vrouw , naar teksten van Monique Wittig) :
Je staat nu al zo lang in het licht. Een zachte tocht trekt langs de palm van je hand, een lichte tinteling op de huid; je hand wordt rustig.
Je huid tast voorzichtig de lucht af. Je laat de warmte van de zon in je lichaam trekken.
Alle spanning en alle stijfheid verdwijnt uit je lichaam.
Eerst uit je hoofd, je nekspieren, je schouders, je romp, je benen...
Ook je tenen worden warm, ze komen langzaam tot leven.
Je ziet hoe de pezen zich aanspannen en weer loslaten.
Je aderen zwellen op, ze stromen vol met bloed; eerst over de wreef, dan naar de hiel om met de achillespees ver onder de huid te verdwijnen.
Je volgt de stroom opwaarts met je wijsvinger, je drukt op de ader, kruipt met het blauwe schijnsel mee omhoog. Je drukt voorzichtig in het zacht geworden vlees.
Je peutert en trekt aan de huid. Laag voor laag laat ze los. De kuitspieren ontbloten zich.
Je huid krult zich op tot boven je knieen, en krult zich verder langs de bovenbenen, langs de buik op omhoog.
Je buik en rugspieren raken ontbloot. De huid laat verder los tot aan je nek, je vingers glijden voorzichtig onder je haar, je voelt de hele massa onrustig op je hoofd.
Je pakt je schedel vast, je drukt erop, je omvat de hersenpan met al je vingers en trekt de hoofdhuid snel onder je haren weg.
Je ontdekt het mooie glanzende met bloedvaten doorlopen schedelbeen, je streelt het met de toppen van je vingers.
Je handen drukken zich door het gewelfde been en de achterhoofdschedel.
Je vingers dringen voorzichtig in de hersenwindigen door. De hersenvliezen breken, het ruggenmerg stroomt weg.
Je handen dompelen zich onder in de zachte hersenhelften en dalen af naar het strottehoofd.
Van onder uit je longen ontsnapt plotseling een gelukzalige schreeuw tot barstens toe.
Snel grijp je het strottenhoofd. Je fixeert deze gelukzaligheid in je keel.
De luchtpijpen bollen op en zetten uit naar alle kanten.
Het kietelt tegen je verhemelte, de druk op je longen wordt groter en groter.
Iedere gedachte van akelig koud steen wordt van binnenuit tegen je oogbollen tot gruis gedrukt.
Je trommelvlies raakt gespannen, de hamers slaan heftig op de aambeelden meer en meer steen tot gruis en de cirkelvormige kanalen -de slakkenhuizen- beginnen te draaien, te spinnen, ze tollen.
Je ogen tranen onder de uitzonderlijke druk, het gruis lost op en stroomt weg.
Je houdt je mond stijf dicht, tanden en kiezen op elkaar, tong tegen het verhemelte gedrukt.
Zo sta je een moment. Dan,
Een explosie in je binnenste klinkt dof door naar buiten. Je handen slaan los.
De lucht ontsnapt uit je longen, brengt de longblaasjes tot trillen en daalt met krachtige schokken spiraalsgewijs naar beneden af tot in de maag, schokt zich door de twaalfvingerige darm, wringt zich door alle kronkelingen, stoot heftig tegen de wanden, bonkt tegen alle organen...
En als de druk groter en groter wordt, wordt het plotseling zwart in je oogholtes, zwart op de trommelvliezen en zwart in het strottehoofd. Je armen en benen hangen eerst slap, raken dan los en vallen van het lichaam.
Je nek buigt zich en raakt los van de romp.
Een warm lichaam ligt daar in stukken.
Je verzamelt handen vol haar, daar ligt je neus, je lippen, je gezicht is verstrooid.
Je herkent eerst je ene arm, dan je andere.
Je vindt je beiden borsten, je keel, je dijen, je knieen, alles nog heel.
Je ontdekt je oren, er lopen bloedtranen over je wangen. Je likt elk met bloed besmeurde stukje schoon.
Je delen verenigen zich, er ontbreekt geen enkele vinger, nog geen stompje.
Dan begin je gelukzalig te ademen . Je voelt de adem van gelukzaligheid stromen; door je neus, door je mond, door je keel naar de longen.
Nieuw leven haast zich tintelend je voetzolen binnen. Je jaagd het op, door je benen omhoog.
Via de ruggemerg schiet het krachtig door naar de hersenen.
Dit leven verzamelt zich als een kolkende bron, drukkend gloeiend onder en tegen je schedel.
Je schedel begint te tintelen.
De tinteling trekt opgewonden door naar de slapen, waar de volgestroomde aders beginnen te kloppen.
Ze kloppen de tinteling ritmisch door naar voren, het marcheert juigend via de zenuwen naar het netvlies. Het concentreert zich, focust zich rond de iris.
Je voorhoofd wordt warm.
Nieuw leven trappelt vurig achter je oogleden.
Je oogleden beginnen te trillen. Van vreugde veren ze op en.....
De versteende mens,
ingesproken door Frank Starik:
Voice-over De Hypnose,
ingesproken door Ellen Dikker:
HET SMOELEN GEVECHT
Een bewerking van een fragment uit de roman Ferdydurke van Gombrowicz, waarin twee personen in een zgn. smoelengevecht verwikkeld zijn. Hoewel dit smoelengevecht binnen deze roman al grotesk en natuurlijk literair van opzet is, heb ik een podium bewerking gemaakt die opening laat voor improvisatie. De acteurs Niels Cotterink en Ignas te Wiel spelen twee acteurs die dit smoelengevecht als een script repeteren. Ze spelen ieder een personage uit de tekst en moeten samen tot een enscenering komen. Iedere in werkelijkheid onspeelbare –namelijk typisch literair- regieaanduiding (bv: zijn gezicht vertrok in alle kleuren van de regenboog) wordt gezien als iets dat vanzelfsprekend door goed en verfijnd acteerwerk letterlijk verkregen kan worden. De acteurs raken in conflikt over één bepaalde gezichtsuitdrukking. De één vindt de ander een botte boer die er niets van snapt. De ander laat zich intimideren en zo ontwikkelen de verhoudingen zich tot meester en leerling. Over de rug van de geintimideerde leerling toont de meester ons zijn kunst en doet in een monoloog verslag van zijn levensvisie waarin de kunst van de verfijnde gezichts- of gelaatsuitdrukking zich tot absurde proporties heeft ontwikkeld.; nl. een vermogen om zo goed en natuurlijk mogelijk het geliefde gezicht van de heersende norm te weerspiegelen.
SMOELENGEVECHTImprovisatie op een scene uit Ferdydurke vanWitold Gombrowicz
DEEL 1
(tekst: eind van het ferdydurke fragment, vertaling Paul Beers)
Syfonbracht zijn gezicht weer in de plooi en richtte zijn blik opnieuw ten hemel, ja, meer nog- hij zette een been naar voren, bracht zijn haar wat in de war, liet achteloos een lok over zijn voorhoofd vallen en bleef in deze zelfgenoegzame houding staan met zijn principes en idealen;
toen hief hij plotseling zijn arm op en wees met zijn vinger omhoog!
Deze zet was geweldig!
Onmiddellijk stak ook Mjentus dezelfde vinger omhoog, spuugde erop, peuterde ermee in zijn neus, krabde zich ermee, om hem maar zo goed mogelijk te bespotten en tegen te maken. Hij verdedigde zich door aan te vallen, hij viel aan door zich te verdedigen maar;Syfons vinger bleef onoverwinnelijk omhoog wijzen.
Tevergeefs beet Mjentus op zijn vinger, peuterde ermee in zijn tanden, krabde ermee aan zijn hiel endeed alles wat menselijkerwijs mogelijk was om hem tegen te maken-helaas, helaas,Syfon’s vinger bleef onverstoorbaar, onoverwinnelijk in de lucht wijzen en gaf geen krimp.
Mjentus’ situatie werd onhoudbaar want hij kon niets afstotends meer verzinnen,
en nog steeds wees Syfon’s vinger omhoog. Allen waren verstijfd van schrik!
In een laatste wanhopige poging doopte Mjentus zijn vinger in de spuug bak, en badend in het zweet, rood en afstotelijk zwaaide hij die voor Syfon in het rond.
Syfonschonk er geen aandacht aan en trilde niet eens met zijn vinger, ja zijn gezicht begon zelfs te stralen als een regenboog na het onweer, als het zevenkleurige symbool van de padvinder, van de reine, onschuldige, niet voorgelichte knaap! Victorie!
Mjentus zag er ontredderd uit. Hij zocht steun hij de muur, hij rochelde, smakte, schuimbekte, pakte zijn vinger en trok eraan, trok er aan om hem uit te rukken, met wortel en al uit te rukkenen weg te gooien, [...] Maar hij kon het niet, al trok hij ook uit alle macht, zonder zelfs op de pijn te letten.
Toen werd de stilte door een snerpende kreet van Mjentus verbroken:
Mjentus:-Pak ‘in! Grijp ‘m! Sla d’r op! Sla ‘m dood!
Mjentus liet zijn vinger zakken, stortte zich op Syfon en sloeg hem op zijn smoel, ging schrijlings op Syfon’s borst zitten en hing de triomfator uit. “Zo, wurm, onschuldige knaap, je dacht zeker dat je ‘t van me gewonnen had, hè? Vingertje in de lucht, en alles is gepiept? Zak, je dacht zeker dat ik je niet aan zou kunnen. Zich door jou om ‘t vingertje zou laten winden. Maar ik zeg je, als ‘t niet anders kan wordt je vingertje met geweld omlaaggehaald!”
Syfon kermde; “Laat me los.....”
“Loslaten? Dadelijk zal ik je loslaten, dadelijk! Alleen weet ik niet of je nog dezelfde zult zijn als je nu bent. Laten we wat praten. Kom hier met je oor! Gelukkig dat er nog in je door te dringen valt... met geweld...door je oren... Ik zal ‘ns even goed in je binnendringen! Kom hier met je oor, zeg ik! Wacht, onschuldig* ding, ik zal je voorlichten...
Mjentus boog zich over hem heen en begon te fluisteren.
Syfon liep groen aan, krijste als een varken dat geslacht wordt, spartelde als een vis op het droge. Maar,
Mjentus hield hem eronder! En op de grond begon een ware jacht, want;
Mjentus achtervolgde met zijn mond nu eens het ene, dan weer het andere oor van Syfon,
Syfondie, zijn hoofd draaiend, met zijn oren wilde vluchten...zag dat dat onmogelijk was, en barstte in gebrul uit om die moorddadige woorden te overstemmen. Hij brulde ontzettend, onheilspellend, krampachtig, hij verloor zich in zijn wanhopige, elementaire gebrul, en het was niet te geloven dat idealen een gebrul konden voortbrengen dat leek op dat van een buffel in het oerwoud.
En ook de beul brulde: -’n Knevel! ‘n Knevel! Idioot! Wat sta je daar zo stom te kijken? ‘n Knevel! Stop ‘n zakdoek in z’n mond!
DEEL2(tekst: begin van het Ferdydurke fragment die uitloopt in een monoloog (tekst Petra van der Schoot))
(om beurten een zinsdeel tot aan de komma voorlezen)
Het Gevecht.
De tegenstanders zullen zich tegenover elkaar opstellen, en om beurten, de een na de ander, een reeks gezichten trekken, waarbij iedere opbouwende-, en edele grimas, van (1) Mij, door (2) Mij, met een afbrekende-, en lelijke tegengrimas, beantwoord zal worden. Dit gezichten trekken, dat zo persoonlijk, eigen en vrij, zo kwetsend, en vernietigend, mogelijk moet zijn, dient onbarmhartig te worden voortgezet, tot de beslissing gevallen is.
1)Ik wrijf over mijn wangen.
2) Ik beweeg mijn onderkaak.
Unisono:
We kunnen beginnen!
Niels: Syfon stak zijn hoofd uit en vuurde zijn eerste grimas af, zo geweldig dat ieders gezicht vertrok alsof het van rubber was.
(Ignas komt naar voren leest en doet de volgende smoel)Ignas:
Hij knipperde met zijn ogen als iemand die uit de duisternis het licht binnentreedt, keek in vrome verbazing naar links en naar rechts,rolde met zijn ogen, richtte zijn blik ten hemel, staarde, opende zijn mond voor een zachte kreet alsof hij iets aan het plafond had ontdekt, nam een verzaligde uit drukking aan en behield die, als in vervoering en extase; daarna legde hij zijn hand op zijn hart en zuchtte.
(Ignas gaat er goed voor staan, doet zijn uitvoering.)
Niels:
Wat krijgen we nou! Dit kunt u niet menen, doet u het nog eens!
Mjentus/ Ignas:gaat er opnieuw voor staan, herhaalt zijn uitvoering en bakt er weer niets van.
Syfon/Niels:
(Stop!) Beginnerswerk!
En u noemt zich Kunstenaar ! Schande!
Die knipper van u heeft totaal geen betekenis!
U knippert niet, U knipt! Knip!
Alsof u met uw oogleden papier wil halveren, Knip!
Alsof u gaatjes ponst, Knip! Knip! alsof u nietjes slaat! Knip!
En dat niet alleen! leest u toch:
“Hij knipperde met de ogen als iemand die uit de duisternis het licht binnentreedt”,
Ik herhaal: “Als iemand die uit de duisternis het licht binnentreedt”!
Daar staat het! Duidelijk als wat.
Lees het tussen de regels, lees dan toch...
Dáár op de laatste beweging van het ooglid, die beweging omhoog,
dat opveren, die verlichting van de tweede tel...
(hij knippert met zijn ogen; hij doet het voor)
De bevrijding van het ooglid als slaaf van het onbewuste,
los van het dwangmatige, los van zijn motorische impuls.(..)
Want dat is uw taak als kunstenaar, -als Artiest!-
daar bewust betekenis aan te geven.
Want dáár -precies op dat moment- voel je
die ongeschreven kleine maar o zo belangrijke beweging naar voren,
die kleine haast onopgemerkte-, tegenlijkertijd ingehouden stap vooruit (demonstreert),
die iedere ware imponerende geste tekent!
Zie de komediant, hij die leeft aan de oppervlakte,
hij die doet alsof, voor wie dit al slechts een pose is;
Hij zou het in deze uitschreeuwen; naar buiten gooien; (gebaar) groot! groot! groot!
maar hier, nee , want hoe kleiner de stap deste groter het effect,
het hoeft maar een kleine suggestie te zijn, deste implosiever ! (gebaar)
ja u hoort het goed, deste implosiever het gevoel: en daar gaat het hier om!
In werkelijkheid namelijk hebben we het over een beweging naar binnen (gebaar);
-een klein stapje vooruit als de suggestie van een kleine stap verder in zichzelf (gebaar),
Het gebaar van introversie, de blik naar binnen, het geloof in zichzelf, het gebed met de eigen God, daar gaat het hier om!!! ;
(citeert groots: )Uit de duisternis.. in het licht!;
Niet een eenvoudig uit de schaduw treden -nee- ,
daarmee suggereert u dat hij als een boerenlul met zevenmijlslaarzen eenvoudig in het licht ging staan, onder een spotje, een schemerlamp misschien, meer niet..
Wat? een lantarenpaal fluistert u !
O Jee, veel te platvloers! Veel te mechanisch ook,
te ééndimentionaal, te realistisch!:
Een man die in het licht gaat staan -stap (dom gebaar)-
en dat zou het dan moeten zijn?!
Een man die knippert, naar voren stapt en zegt; (spottend)
“kijk, hier ben ik dan, is het al ochtend, avond? kijk mij eens knipperen, ja, ik wordt net wakken, gaap “ Nee, jammer knul, jou moet ik niet hebben, met dat smoelwerk, donder maar weer op!
Ga jij maar weer lekker je bedje in want dat staat er niet -nee!-
(herneemt de beweging ) “Een uit de duisternis...in het licht! “;
De tegenstelling daar gaat het om. Niet hijzelf gaat in het licht staan, -nee- denk na- (gebaar)
Hijzelf ontsteekt als een gloeilamp!! ja u hoort het goed: Hijzelf ontsteekt !(demonstreert)
Dat is wat er staat!. Hij knippert en hij bestaat!! Zo simpel, zo eenvoudig.
Stralend als de zon. Stralend maar : van binnen!!
Eerst was hij er niet, toen ineens, de knipper, het stapje naar voren... was hij er wel!
Not to be ...en dan ineens... to be!
Wat een beweging, wat een impact! Denkt u zich eens in:
De stap van het niets, van de leegte naar......:
Alles; Rijkdom, Overvloed...de allergrootste euforie!
Galilei stapt in zijn badkuip (suggestief gebaar)
stapt vanuit de duisteris zo het licht in...
hij knipperde met zijn ogen en riep “Eureka!”,
Toen de Heilige Catherina de stigmata van de Here Jesus ontving moet ook zij een moment met haar ogen hebben geknipperd en bij het omhoogveren van het ooglid ter verlichting hebben geroepen:
” O mijn Heer !”
Voor Rembrandt trad Suzanne in het licht en ook hij moet geknipperd hebben want;
Hij werd verliefd! Zijn hart stroomde vol, in zijn geest ontstak een helder licht... :
eerst was er niets en toen.....Suzanne!
En die knipper was de opmaat, niet voor één schilderij, nee- :
een hele serie goddelijke Suzannes zijn er aan zijn kwast ontsproten!!
En stelt u zich eens voor, denkt u zich eens in hoe al deze grootheden geknipperd zullen hebben,
hoe zij dat ene stapje naar voren, naar hun verlichting, naar hun visioen; naar God hebben gemaakt!
Niet zoals uw enkele platvloerse beweging van Open-Dicht (demonstreert), Knip-Knip,
Nee- dat moeten knipperbewegingen van mythologische proportisch zijn geweest,
niet zomaar een knippertje , nee-
(demonstreert mythische knipper ta-dam)
en dan met dat ingehouden maar o zo veelzeggende kleine stapje naar voren, als een veertje in de wind, als opgetild-,
als meegenomen door het goddelijke......(...).
(Ta-dam, hij demonstreert het groots overdreven..nog eens en nog eens en raakt wat in vervoering...)(Syfon/Niels nodigt Mjentus/Ignas uit om hem na te doen.., samen staan ze daar, aandacht op hun gezichten, zo oefenen ze bij herhaling ze de eerste knipperbeweging in een duidelijk soort maatstructuur (mozart 44ste symfonie)...misschien doen hun gezicht niets, maar doen ze de knipper enkel met stem, syfon voorop: “ ta-dam, ta-dam.....”Syfon/Niels (kijkt wel of niet zeer vluchtig naar links naar Mjentus/Ignas roept dan geinspireerd;)
Precies!. Ziet u wat u doet, ziet u wat er gebeurt...voelt u het, voelt u het!
Die knipper is inderdaad bedoelt als een dubbelslag, voelt u het nu zelf!
Een lichte trilling, een fysiologische versiering van een idee,
als een barok ornament om het goddelijke ervan te onderstrepen...,
“ ta-dam ta-dam..” zo lichtvoetig als de jambe,
niet - tam! tam! tam! tam! -; als de slagen van een mokerhamer,
maar ta-dam (gebaar)...;de ‘dam’ zet zich af op de ‘d’ (gebaar) veert dan omhoog
en heeft derhalve een vrouwelijke connontatie,
denk aan de züftsers in de veertigste van Mozart, denk Muziek!:
(veertigste mozart:) tja-da-dam tja-da-dam tja-da-dam-da, tja-da-dam tja-da-dam tja-da-dam.
Op de tweede knipper wordt het lichte, wordt de elegantie geboren;...daarin schuilt het vrouwelijke principe...(elegant gebaar) “ ta-dam, ta-dam...”
Nog een extra knipper is hier aanbevolen...
Ik zou persoonlijk kiezen voor de herhaling van een kleine sequens als tja-da-dam en dan twee maal om de dramatiek ervan extra te benadrukken (doet overdreven voor)
Dat is de idee van het groteske, -sla Gombrowicz (de schrijver) er maar op na-
om vandaaruit de blik vroom naar voren: ‘vrooooom‘ het woord zegt het al,
zooooo (gebaar) de blik naar buiten te trekken in de beweging van links naar rechts
met daarin al het besef van waar het uiteindelijk naar toe moet...(kijkt nadrukkelijk op naar de hemel). Vanaf het opveren van het ooglid als die züftser, als dat vrouwelijke element tja-da-dam,
-die deur die zich opent voor het moment van spirituele verlichting-:
we weten dan allemaal al waar dat naartoe gaat...en in dat gevoel,
in die beweging omhoog, drukt de verlichte blik met volle overtuiging
alle twijfel en al het aardse afval en verleiding links, dan rechts van zich weg (gebaar)-meer is het in wezen niet- alles moet weg, links rechts weg (gebaar) uit het gezichtsveld,
om meer ruimte te hebben -enkel en alleen voor die ene weg, dat indrukwekkende gebaar...
de zuiverheid...naar omhoog....(demonstreert gestyleerd links rechts wegwuiven, dan naar boven.)
Want daar heeft het andere personage geen antwoord op.
(citeert) “Hij staarde -, komma (gebaar)-, opende zijn mond voor een zachte kreet..”
Bij het staren gaat de blik weer even naar binnen, een kleine ‘opgaan in’ ,
een vervallen tot staar...weet u wel..; even die aandacht weer naar binnen (gebaar),
feitelijk een onzin verklaring aan de buitenwereld..een demonstratief staren.,
Dat zit hem in het vervolg; het demonstratief openen voor....die zachte kreet:
Niet de kreet opent de mond, de mond opent voor de zacht kreet: (demonstreert) ”a!”
dat is het verschil! (demonstreert) “a!” Begrijpt u.
Eigenlijk is dit hele mimische verhaal te herleiden tot een ritmische opeenvolging van drie muzikale zinnen: drie stuks: Van knipper tot hemel, van staren tot het kreetje, van zaligheid tot zucht .(hij doet de hand op het hart)(Hij somt het geheel met groot genoegen voor zichzelf even op)
Een kleine beweging die leidt tot een langzame glissando van de ogen omhoog.....(gebaar)
De blik wordt hernomen met het staren op horizontaal, meer aards niveau, .....(gebaar)
Even glijden de ogen vergenoegzaamd weg, even naar binnen; .....(gebaar)
dan speels uiting geven aan de zelfverzekerdheid opgeluisterd en zo doeltreffend nog eens bevestigd door eerst het mondgebaar, dan pas het kreetje.... .....(gebaar)
En dan de verzaliging, de vervoering de extase en tot slot ; de nederigheid, weerspiegelt in de hand op het hart, de onderwerping , denkend aan zijn medemens, afgesloten met een zucht....: ‘wat een beleving!’ , groots!: de zucht is daar nog een bevestiging van. Kunst meneer, dit is nu kunst!
(..)
Goed, maar waar het om gaat is dat dit dus de wijze zou zijn waarop ik dit gezicht, deze smoel zou vertolken.
Dit is mijn interpretatie in tegenstelling tot u, u heeft het laten zien, u heeft er geen!
En de mijne zomaar overnemen, nee, dat gaat niet, dat is je reinste diefstal, dat is plagiaat!
Bovendien, mijn smoel , sorry dat ik het zo cru moet zeggen, mijn smoel meneer; staat u niet!, nee-; Uw trekken zijn te grof, uw gelaat te plomp....uw ogen staan te dof...
Het gaat in deze om artikulatie op het allerhoogste niveau,
spierbeheersing, zelfbewustzijn, een gevoelige natuur en de wil
-en om niet te vergeten de oprechte noodzaak!-
om u tot in de kleinste nuances uit te spreken....
Beheersing... bezieling!... van de allerkleinste details,
zelfs in de kleinste detail zal uw verbeelding toereikend moeten zijn om ook daar nog beweging, nog een spanningsboog, een begin een verloop een eind, een verhaal,
oftewel om daar leven, dood..om daar betekenis in te herkennen....
God zit in het detail !(flaubert) Verfijning, beheersing daar gaat het om!
En toewijding meneer; het is uw sociale plicht!
(meteen geinspireerd verder) Als ik nu zou zeggen “meneer..wacht, ik heb een geweldige verrassing voor u” of “een prachtig mooi “ kado , dan denkt u als ware artiest toch zeker niet aan de aard van de verrassing, noch aan het “prachtig mooie” van het kado!: Die zaken kunnen u gestolen worden.
Nee natuurlijk! u denkt aan “hoe zal ik het zaakje in ontvangst zal nemen”; u ziet het als een opdracht, als een kans voor een smetteloze performance, als een oefening in feilloos spel!
Wat een kans! : hoe zal ik ‘geweldig!’ neer zetten, welk gebaar, welke smoel trek ik bij ‘prachtig mooi!’ Zal ik het groot spelen of meer ingetogen...liefst natuurlijk het allergrootste gebaar..”geweldig, geweldig!, wat een prachtig mooi kado!” Dat is het spel!
Proberen zij u met een verrassing te imponeren, imponeert u ze dan terug met een ontvangt van hoog niveau, een ontvangst die iedere verrassing moet overstijgen, dat is de opdracht!..altijd denken in de overtreffende trap, de verrassing zelf mag nooit het hoogtepunt zijn, nee de herinnering moet aan de ontvangst blijven kleven! Of u doet dat groots en overstijgend, of u zet een langzame meer ingetogen punt achter het ritueel....alles komt aan op gevoel voor dramatiek, muzikaliteit...niet de dingen aan u voorbij laten aan maar begrijpen wat er van u gevraagd wordt..u moet uw aanwezigheid, uw inbreng in het sociale zien als een opdracht..laat het niet liggen, doe er wat mee...zie wat er van u gevraagd wordt, neem het op en geef het vorm.....kies voor grootse dramatiek of..kies voor die kleine meer ingetogen...verwijzing naar binnen.
Daar gaat het om in deze kunst; u als artiest zou dat toch moeten weten.
Ook voor u is het zaak een eigen interpretatie te vinden.
Het gaat erom dat u uw eigen smoelwerk bedenkt!
Uw performance van zonet meneer, schande!. begrijpt u!
Het is aan ziel dat het uw kunst totaal ontbreekt. Het gaat om de verfijning.
Mijn verfijning heeft u niet, wat uw vermogen betreft zit u aan uw plafond;
een dergelijke verfijning zult u nooit bereiken,
wat ik hier allemaal sta uit te kramen moet voor u onbegrijpelijke nonsence...
hoe kan ik u aan uw verstand brengen.
(monoloog wordt onderbroken)